In 1835 hebben ze in Luxemburg koper ontdekt. Dan zijn ze gangen met hamers en beitels beginnen maken. Die gangen zijn niet zo hoog, want ik kon er maar hurkend door. Mijn zus kon wel gewoon lopen maar had niet veel plaats over. Die mensen moesten in die tijd soms voor niets werken tijdens de oorlog, later kregen ze wel geld maar niet zo veel. Ze moesten zwaar werk doen voor een beetje geld. Er was nog geen licht in die tijd maar wel olielampjes. Het koper werd in bakken gestopt en met touwen naar boven getrokken. Als het koper al boven was moesten ze het nog bewerken tot stukjes koper. Ze zaten ongeveer 130 meter onder de grond, kan je dat voor stellen? Die mensen moesten die bakken naar boven trekken. Het was daar donker en heel koud. Er was water tot aan hun enkels. Er werden daar veel mensen ziek. De meest voorkomende ziekte was longontsteking. Na een tijdje werden er rails geplaatst voor karretjes. Maar die karretjes konden niet tot boven, want het was veel te stijl. Wij zaten 80 meter onder de grond. Dieper konden we niet meer want de rest stond onder water. In de zomermaanden stonden de pompen aan om het water weg te pompen tot en met waar wij stonden. Verder gaat het niet meer weg want er stonden nog 9 verdiepingen onder water. De pompen konden geen water meer wegpompen, omdat in de winter de pompen stil voor de koude. De pompen vervriezen in de winter omdat het vorige winter -17 graden Celsius was.
Livio
klas 6